Zum Hauptinhalt springen

N05: Controle

FAQs over het onderwerp N Controle

Bij welke afmetingen van een staalconstructie zijn dilataties eigenlijk nodig?

Wanneer een staalconstructie te groot wordt, is een dilatatie op zijn plaats. Bij welke afmetingen zijn dilataties eigenlijk nodig?

Er bestaan in Nederland geen specifieke richtlijnen voor maximale constructie-afmetingen voor dilataties. De reden is dat dit onderdeel van een constructief ontwerp in principe wordt afgeschermd door de regelgeving op het gebied van de bruikbaarheidsgrenstoestand, zoals beschreven in NEN 6702, art. 10. Het type constructie en de aanvaardbaarheid van een bepaalde scheefstand bepalen verder de toelaatbare afmetingen van een gebouw met een staalconstructie.

In een publicatie van het Engelse Steel Construction Institute uit 1991 is een deel gewijd aan de problematiek van dilataties. Hierin staat een tabel met aanbevelingen voor het ontwerpen van dilataties bij verschillende gebouwtypen met een stalen constructie. Deze tabel is hier vertaald weergegeven.

[afb. a]

---

Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 140 (februari 1998).

Is koppelwapening bij kanaalplaatvloeren ook noodzakelijk bij vloeren met een druklaag?

In een vloerconstructie van kanaalplaten met geïntegreerde liggers voor een kantoorgebouw moeten de kanaalplaten onderling zijn gekoppeld om de constructieve samenhang te waarborgen. Meestal wordt dat gedaan met gebogen staven (in kopsleuven) die over de geïntegreerde ligger heen lopen. De vloer krijgt echter een gewapende druklaag vanwege de gewenste schijfwerking. Is het dan toch nog nodig de gebogen koppelwapening aan te brengen?

Dat hangt af van de brandwerendheidseis, zie ook CUR/BmS-Aanbeveling 104. Voor een brandwerendheid van 30, 60 en 90 minuten is een koppelwapening niet nodig wanneer er een gewapende druklaag aanwezig is van minimaal 50 mm dikte en met een kruisnet van minimaal diameter5-200 mm. Voor een brandwerendheid van 120 minuten is zowel een gewapende druklaag nodig als een koppelwapening (per kanaalplaat twee staven diameter 10 mm met een minimale verankeringslengte van 600 mm).

Voor een brandwerendheid van 90 of 120 minuten moet de ligger tegen brand worden beschermd. Daarbij deze bescherming vanwege de verankering van de voorspanwapening in de kanaalplaat zijn gedimensioneerd op een staaltemperatuur van maximaal 650 °C.

Voor een brandwerendheid van 60 minuten ligt het aan de specifieke situatie of de ligger beschermd moet worden, zie ook Bouwen met Staal 169 (2002). Voor de brandwerendheid van de kanaalplaat is in dat geval geen bescherming van de ligger nodig. Een voorwaarde is natuurlijk dat de kanaalplaten (en dus de kopsleuven) in elkaars verlengde moeten liggen. Dit vraagt om een nauwkeurige uitvoering.

[afb. a]

---

Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 193 (december 2006).

Welke eisen gelden er voor de oppervlakte van nieuwe walsprofielen?

Voor een staalconstructie in het zicht levert het staalconstructiebedrijf profielen HEB 180, die zijn gestraald en gecoat. Op de flenzen van de balken zijn op veel plaatsen duidelijk schilvers te zien. Hoewel de schilvers klein van afmetingen zijn, keurt de opdrachtgever de profielen om visuele redenen af. Bovendien is hij bang dat snel na oplevering roestvorming gaat optreden ter plaatse van de schilvers. Welke eisen gelden er voor de oppervlakte van nieuwe walsprofielen?

De technische leveringsvoorwaarden van het materiaal van balkstaal liggen vast in NEN-EN 10025-2. Ten aanzien van de oppervlakte-eigenschappen van profielen verwijst deze norm naar NEN-EN 10163-3. Voor de toelaatbare onvolkomenheden van het oppervlak geldt volgens deze laatste norm klasse C/subklasse 1, tenzij tijdens de bestelling anders is overeengekomen. De maximale diepte van onvolkomenheden voor klasse C hangt af van de dikte van de flens. Voor een HEB 180 met tf = 14 mm bedraagt de maximale diepte 1,2 mm. Onvolkomenheden die binnen deze grens vallen zijn inherent aan het productieproces en zijn toelaatbaar, ongeacht hun aantal.

De diepte van de afwijkingen wordt bepaald nadat de afwijking door slijpen geheel is verwijderd. De meting moet worden uitgevoerd vanaf het oppervlak van het product zonder coating. Subklasse 1 bepaalt dat afwijkingen mogen worden gerepareerd door hakken en/of slijpen gevolgd door lassen. Overschrijdt de diepte van de onvolkomenheid de aangegeven grenswaarde dan wordt de afwijking gezien als een fout die ongeacht hun aantal moet worden gerepareerd. De som van de oppervlakte van de gelaste plekken mag niet meer bedragen dan 15% van het geïnspecteerde oppervlak. NEN-EN 10163-1 geeft in bijlage A een beschrijving van de meest voorkomende afwijkingen. De omschrijving onder schubben lijkt het meest toepasselijk: kleine oppervlakte-afwijkingen met een onregelmatig bladderachtig voorkomen . Schubben zijn (kleine stukjes metaal) die in de walsrichting zijn uitgerekt en met kleine overlappingen op bepaalde plaatsen aan het basismetaal zijn verbonden. Wanneer onvolkomenheden binnen de grenzen vallen die gelden voor klasse C indien niet anders is overeengekomen dan voldoet het materiaal voor dit aspect aan de leveringsvoorwaarden. De kans bestaat echter dat ook na de conservering rond de schubben roestvorming optreedt. Wanneer dergelijke locale roestvorming ongewenst is, moet de opdrachtgever tijdens de bestelling aanvullende eisen stellen.

---

Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 206 (december 2008).

Is het toegestaan dat roestvast stalen leuningen er 'vlekkerig' en onregelmatig van kleur uitzien?

De opdrachtgever van een kantoorgebouw wilde mooie, gladde leuningen in roestvast staal. In het bestek werd uitsluitend de soort 316 voorgeschreven. Bij oplevering zagen de leuningen er onregelmatig van kleur en vlekkerig uit. Heeft de aannemer hier ondeugdelijk werk geleverd?

Nee; de besteksomschrijving roestvast staal 316 zegt uitsluitend iets over de materiaalsoort en niets over de afwerking ervan. De opdrachtgever had daarom de gewenste oppervlakte-afwerking in het bestek moeten vastleggen. Er bestaan voor roestvast staal verschillende soorten mechanische afwerking van het oppervlak. De belangrijkste zijn:

borstelen: dit leidt tot een ruw oppervlak;

slijpen met korrel 240, 320 of 400: korrel 320 is het meest gebruikelijk en levert een mat oppervlak;

polijsten: dit leidt tot een hoogglansoppervlak;

stralen of glasparelen: dit leidt tot een satijnglanzend oppervlak.

De gewenste afwerking van roestvast staal is een esthetische keuze en hiervoor bestaan geen normen. Meestal wordt gekozen tussen slijpen met korrel 320 (matte afwerking) of polijsten (hoogglans, waardoor regelmatig poetsen vereist is). Overigens moeten volgens NEN-EN 1090-2 de materialen worden voorgeschreven volgens de Europese productnormen; voor roestvast staal is dit NEN-EN 10088-1. De soortaanduiding 316 is gebaseerd op Amerikaanse AISI-normen en moet worden aangeduid met materiaalnummer 1.4401.

---

Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 214 (april 2010).

Welke normen gelden er voor de esthetische kwaliteit van een staalconstructie?

Voor de staalconstructie van een theater wil de architect eisen stellen aan de esthetische kwaliteit van de zichtbare delen van de constructie. Het gaat dan met name om eisen aan de toleranties van profielen en verbindingen. Naar welke normen kan hierover in het bestek worden verwezen?

Er zijn geen normen die een bepaalde esthetische kwaliteit beschrijven van een staalconstructie en van de daarin voorkomende verbindingen. Wel bestaat er een norm over de technische eisen die aan een staalconstructie kunnen worden gesteld, namelijk NEN-EN 1090-2. In deze norm hebben hoofdstuk 11 en bijlage D betrekking op de geometrische toleranties (geometrical tolerances). Bijlage D is onderverdeeld in fundamentele toleranties (essential tolerances) en in functionele toleranties (functional tolerances). Het verschil tussen beide is dat de fundamentele toleranties betrekking hebben op de mechanische weerstand en de stabiliteit van de voltooide constructie en de functionele toleranties op de passing en de maatafwijkingen.

NEN-EN 1090-2 is nu nog uitsluitend verkrijgbaar in het Engels, Duits en in het Frans. Inmiddels is deze norm, samen met NEN-EN 1090-1, in het Nederlands vertaald. De verwachting is dat het NEN de Nederlandse vertaling in augustus 2010 publiceert. Op dit moment kan NEN-EN 1090 al in een bestek of contract van toepassing worden verklaard. Op het moment dat het Bouwbesluit de Eurocodes definitief aanwijst wat dit jaar waarschijnlijk nog niet gaat gebeuren wordt NEN-EN 1090 automatisch wettelijk van kracht, omdat deze norm door de Eurocode wordt aangewezen. Aansturing vanuit een bestek of contract is dan overbodig. Voor wat betreft de toegestane oppervlaktegesteldheid van stalen basismaterialen verwijst NEN-EN 1090-2 naar NEN-EN 10163.

---

Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 214 (april 2010).

Kan pekel invloed hebben op de corrosiebescherming van verzinkte profielen?

Er zijn verzinkte profielen geleverd op open vrachtwagens waarbij pekel op de profielen is terecht gekomen. Kan de pekel op den duur invloed hebben op de corrosiebescherming van de profielen? De profielen worden binnen toegepast.

Ja, er bestaat een kans dat door de vochtigheid in de binnenlucht een corrosieproces op gang komt. De mate van luchtvochtigheid bepaalt het verloop en de snelheid. Tevens kan er sprake zijn van vervuiling wat het visuele uiterlijk benadeelt.

De opdrachtgever kan op grond van de UAV 1989 eisen dat de profielen voorafgaand aan de montage schoongespoten dienen te zijn. In hoofdstuk III, § 6, lid 9 van de UAV wordt het volgende gesteld: "De aannemer vrijwaart de opdrachtgever tegen aanspraken van derden tot vergoeding van schade, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en te wijten is aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers".

---

Deze vraag is eerder beantwoord door de Helpdesk van Bouwen met Staal (januari 2009).

Waar is vastgelegd welke lassen in een staalconstructie moeten worden getoetst met een lasonderzoek?

In NEN-EN 1090-2 staan eisen genoemd ten aanzien van het keuren en beproeven van lassen. In art. 12.4 (Lassen) wordt een overzicht gegeven van de normen die daarbij van toepassing worden verklaard.

---

Deze vraag is eerder beantwoord door de Helpdesk van Bouwen met Staal (februari 2009).

Is 'veiligheidsklasse 3' identiek aan 'uitvoeringsklasse EXC3'?

Het bestek voor een staalconstructie vermeldt dat de constructie moet worden gefabriceerd volgens 'uitvoeringsklasse EXC3' volgens NEN-EN 1090-2. Op de tekeningen staat echter aangegeven 'veiligheidsklasse 3'. Is 'veiligheidsklasse 3' identiek aan 'uitvoeringsklasse EXC3'?

Nee. Veiligheidsklasse 3 is een begrip dat wordt gebruikt in NEN 6700 en NEN 6702. De uitvoeringsklasse EXC3 is een begrip afkomstig uit NEN-EN 1090-2.

De veiligheidsklasse geeft de klasse van bouwwerken (of delen van bouwwerken) aan, waarin per veiligheidsklasse de minimaal vereiste betrouwbaarheidsindex is aangegeven. De uitvoeringsklasse stelt eisen aan de vervaardiging van de constructie en is gerelateerd aan type constructie. Zo zal bijvoorbeeld een eenvoudige loods in EXC1 vallen en een kerncentrale in EXC4. NEN 6700 en 6702 zijn door NEN ingetrokken op 31 maart 2010 (er wordt niet langer onderhoud aan deze normbladen gepleegd) en worden vervangen door NEN-EN 1990 (Eurocode 0) en NEN-EN 1991 (Eurocode 1). Omdat NEN 6702 nog steeds wordt aangestuurd door het Bouwbesluit 2003 (het nieuwe Bouwbesluit 2012 verwijst naar de Eurocodes) wordt NEN 6702 nog veel gebruikt in berekeningen, ondanks dat deze norm is ingetrokken. De Eurocode geeft echter het veiligheidsniveau niet aan met veiligheidsklassen maar met gevolgklassen (consequence classes (CC)). Er bestaat een verschil tussen de veiligheidsklassen in de 'oude' normen en de gevolgklassen in de Eurocode.

NEN 6702. Voor industriegebouwen is meestal veiligheidsklasse 2 van toepassing, waarbij moet worden gerekend met een belastingfactor gf;g;u = 1,2 voor de permanente belasting en gf;q;u = 1,3 voor de veranderlijke belasting. Voor kantoor- en winkelpanden is meestal veiligheidsklasse 3 van toepassing met een belastingfactor gf;q;u= 1,5 voor de veranderlijke belasting. De constructeur bepaalt op grond van NEN 6702 welke veiligheidsklasse voor het project van toepassing is.

NEN-EN 1990. Eurocode 0 werkt niet met veiligheidsklassen, maar met gevolgklassen. In de tabel is de relatie aangegeven tussen de oude veiligheidsklasse en de nieuwe gevolgklasse. De gevolgklassen in NEN-EN 1990 komen echter niet precies overeen met de veiligheidsklassen volgens NEN 6700. In het algemeen geldt:

- gevolgklasse CC1 correspondeert met zowel veiligheidsklasse 1 als 2;

- gevolgklasse CC2 correspondeert met veiligheidsklasse 3;

- gevolgklasse CC3 is bedoeld voor draagconstructies in zeer hoge of anderszins bijzondere bouwwerken, waarbij de gevolgen van bezwijken zeer groot kunnen zijn.

Naast de gevolgklassen kent de Eurocode het begrip betrouwbaarheidsklasse (reliability class). De betrouwbaarheidsklassen RC1 tot en met RC3 corresponderen met de gevolgklassen CC1 tot en met CC3. Aan de betrouwbaarheidsklassen is een betrouwbaarheidsindex gekoppeld die de waarden van de partiële factoren aan de belastingkant bepalen.

De uitvoeringsklasse wordt bepaald door de opdrachtgever in samenspraak met de constructeur. Om de uitvoeringsklasse te bepalen is in EN 1090-2 de informatieve bijlage B opgenomen. Volgens de hier gebruikte methode wordt de uitvoeringsklasse bepaald uit de gevolgklasse, de gebruikscategorie (service category (SC)) en de productiecategorie (production category (PC)). Uit het voorgaande blijkt dat de 'oude' veiligheidsklasse 3 overeenkomt met CC2. Voor bijvoorbeeld constructies in veiligheidsklasse 3 - die overwegend statisch worden belast (SC1 in S355 (PC2) - zou volgens deze informatieve bijlage gelden dat de constructie moet worden gemaakt volgens uitvoeringsklasse EXC2. De bedoeling is om de bepaling van de uitvoeringsklasse op te nemen in Eurocode 3. Daar hoort deze immers ook. Het voorstel zoals dat er nu ligt is aanzienlijk eenvoudiger dan de methode van bijlage B volgens de EN 1090. In het algemeen geldt: hoe hoger het nummer van de klasse, des te zwaarder de eisen die aan de vervaardiging worden gesteld.

---

Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 225 (februari 2012).

Is het mogelijk dat het bevriezen van water in een volgelopen buiskolom leidt tot vorstschade?

Een stalen buiskolom die buiten staat is volgelopen met water. Is het mogelijk dat het bevriezen van dit water leidt tot vorstschade aan de kolom?

Er zijn meerdere gevallen bekend waarbij waterophoping in een kolom leidt tot vorstschade aan de kolom. Deze schade kan bestaan uit het opbollen van het oppervlak of langsscheuren in de hoeken. De vorstschade is eenvoudig te voorkomen door het aanbrengen van gaatjes onderin de kolom zodat het water kan wegstromen.

---

Deze vraag is eerder beantwoord door de Helpdesk van Bouwen met Staal (januari 2011).

Hoe kunnen wij controleren of de juiste certificaten bij een partij staal worden geleverd?

Bij de nieuwbouw van een woongebouw moeten wij een aantal liggers uitvoeren in staalsoort S355. De constructeur heeft gevraagd om certificaten van de geleverde stalen liggers om te controleren of er ook daadwerkelijk staalsoort S355 wordt toegepast. Hoe kunnen wij controleren of deze certificaten behoren bij de door ons toegepaste liggers?

Het valt helaas niet te controleren of de certificaten ook daadwerkelijk bij de geleverde partij staal horen. De leverancier moet garant staan voor de geleverde partij. Op het certificaat staat voor welke partij staal de leverancier garant staat. In het staal wordt gewoonlijk een merkteken opgenomen waarmee de herkomst van het staal is te traceren. Het is niet mogelijk om hiermee de staalsoort te achterhalen. Indien er twijfel is over de geleverde staalsoort kan er altijd nog voor worden gekozen om een monster te beproeven.

---

Deze vraag is eerder beantwoord door de Helpdesk van Bouwen met Staal (januari 2008).

Moeten wij beschikken over een lascoördinator met een IWE-diploma?

Wij zijn een staalconstructiebedrijf dat is gespecialiseerd in bedrijfshallen. Wij verwerken geen hogere staalsoorten dan S355 en staalplaten met een dikte van maximaal 25 mm. Moeten wij beschikken over een lascoördinator met een IWE-diploma?

Bij constructies waarvoor een uitvoeringsklasse geldt van EXC2 (Execution Class 2) of hoger moet een lascoördinator zijn aangesteld. De eisen voor de lascoördinator zijn afhankelijk van de staalsoort, de dikte van het materiaal dat wordt gelast en de uitvoeringsklasse. De eisen staan in tabel 14 en 15 van NEN-EN 1090-2. Deze eisen lopen op van beheersing van basiskennis (niveau IWS-International Welding Specialist) specifieke kennis (niveau IWT-International Welding Technologist) tot uitgebreide kennis (niveau IWE-International Welding Engineer. Op de vraag kan dus geen antwoord worden gegeven zonder dat de uitvoeringsklasse bekend is. Belangrijk is te bedenken dat het niveau van de lascoördinator niet per definitie hoeft overeen te komen met zijn diploma. Het kan voorkomen dat een lascoördinator met een IWT-diploma beschikt over het niveau IWE voor de laswerkzaamheden waarop hij toezicht houdt.

Bij laswerkzaamheden aan constructies waarvoor EXC1 geldt, is geen lascoördinator vereist. De uitvoeringsklasse wordt in het ontwerpstadium vastgesteld door de constructeur met de opdrachtgever. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van de informatieve bijlage B uit NEN-EN 1090-2.

---

Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 232 (april 2013).

In juni 2014 is het amendement A1 op NEN-EN 1993-1-1 uitgebracht. Wat is de status van dit amendement?

In juni heeft NEN het amendement A1 op NEN-EN 1993-1-1 uitgebracht. In deze aanvulling op de Eurocode wordt, onder andere in bijlage C, voorgeschreven hoe de uitvoeringsklasse moet worden bepaald. Wat is de status van dit amendement en wat zijn de consequenties voor het dimensioneren van staalconstructies?

Het amendement heeft de status van een officiële Nederlandse norm. De norm is Engelstalig, dit doet echter niets af aan het officiële karakter. De wijziging betekent dat het bepalen van de uitvoeringsklasse (execution class) van een staalconstructie nu normatief is geregeld in NEN-EN 1993-1-1. De informatieve bijlage B van NEN-EN 1090-2 mag dus niet langer worden gebruikt. Met de wijziging zijn ook de begrippen gebruikscategorie en productiecategorie vervallen. De vaststelling van de uitvoeringsklasse hangt nu rechtstreeks samen met de betrouwbaarheidsklasse of gevolgklasse en het type belasting (statisch of gevoelig voor vermoeiing en/of aardbevingen). De staalconstructeur is, met de opdrachtgever, verantwoordelijk voor de keuze van de uitvoeringsklasse.

Een andere gevolg is dat uitvoeringsklasse 4 niet meer rechtstreeks voorkomt in de tabel maar via een voetnoot wordt voorbehouden voor constructies met extreme gevolgen bij bezwijken. Dit betekent bijvoorbeeld dat een normale brug niet meer automatisch in uitvoeringsklasse 4 valt.

---

Deze vraag is eerder verschenen in de rubriek Vraag & Antwoord in Bouwen met Staal 240 (augustus 2014).